VvE Reservefonds verplicht
- door VvE beheer Rotterdam
- •
- 16 jun, 2017
- •
Start met een MJOP
Verplichte minimale reservering Vereniging van Eigenaars (VvE)
Ongeveer de helft van de VvE’s spaart te weinig. Dat kan leiden tot achterstallig onderhoud. De overheid wil daarom dat elke VvE een verplichte minimale reservering per jaar doet voor het onderhoud van het gebouw. Dit gaat in per januari 2018.
VvE reservefonds onderhoud
Elke VvE moet een reservefonds hebben voor onderhoud. Bijvoorbeeld onderhoud aan de gevel, het dak of de liften. De leden van de VvE moeten er samen voor zorgen dat hierin genoeg geld gereserveerd wordt voor het onderhoud. Dit kan op 2 manieren:
Meerjaren onderhoudsplan (MJOP)
De beste manier om de juiste hoogte van het reservefonds vast te stellen is via een MJOP. Hierin staat namelijk precies wanneer welk onderhoud plaats moet vinden en wat de kosten hiervan zijn. De VvE weet dan hoeveel er maandelijks gereserveerd moet worden voor het onderhoud. Zo is er genoeg geld beschikbaar in het reservefonds.
Minimale reservering 0,5% van de herbouwwaarde van het gebouw
Is er geen MJOP opgesteld en vastgesteld? Dan moet een VvE jaarlijks minstens 0,5% van de herbouwwaarde van het gebouw reserveren. Dit percentage is bevestigd in het onderzoek “Reservering voor planmatig onderhoud bij VvE’s” uit februari 2016. Dit onderzoek is uitgevoerd door Het Nieuwe VvE Beheer. De conclusie in dit onderzoek is dat 0,5% van de herbouwwaarde een goede indicatie is voor de jaarlijkse reservering. De herbouwwaarde van een gebouw staat in de brand- en opstalverzekering.
Het voorstel voor de verplichte maandelijkse reservering voor VvE’s staat in het wetsvoorstel ’Verbeteren functioneren VvE’s’ van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De Tweede Kamer heeft op 21 februari 2017 ingestemd met het wetsvoorstel. De Eerste Kamer heeft op 23 mei 2017 ingestemd met dit wetsvoorstel.
Gemeente kan VvE verplichten tot onderhoud
Bij achterstallig onderhoud kan de gemeente een VvE-vergadering bijeenroepen. De gemeente kan voorstellen doen voor verbeteringen aan het onderhoud. Ook kan ze een VvE verplichten om een onderhoudsplan op te stellen en uit te voeren.
Een VvE kan ook een lening aangaan
VvE’s kunnen ook leningen aangaan, bijvoorbeeld voor investeringen in energiebesparende maatregelen of voor onverwachte kosten. VvE’s kunnen een lening aanvragen bij onder andere het Nationaal Energiebespaarfonds (NEF) en het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn). Ook zijn er banken die leningen aan VvE’s verstrekken. De rente op de lening is onder voorwaarden aftrekbaar van de inkomstenbelasting.

Op 21 februari is het wetsvoorstel ‘ verbetering functioneren verenigingen van eigenaars ’ aangenomen door de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel voorziet onder andere in de mogelijkheden en gevolgen van het aangaan van een geldlening door de VvE en bepaalt het minimumbedrag van het reservefonds van de VvE. Daarnaast is een motie aangenomen door de Tweede Kamer. Op basis van deze motie kan het besluit van de vergadering tot het aangaan van een geldlening met een gewone meerderheid worden genomen (in plaats van met een gekwalificeerde meerderheid) indien de geldlening ziet op een project dat zich binnen tien jaar terugverdient. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een geldlening voor het plaatsen van zonnepanelen.
Echter, dat het wetsvoorstel en deze motie zijn aangenomen door de Tweede Kamer, wil niet zeggen dat de wetswijziging op korte termijn in deze vorm in werking treedt. Het wetsvoorstel zal nu namelijk nog moeten worden voorgelegd aan de Eerste Kamer. De Eerste Kamer kan het wetsvoorstel alleen aannemen of verwerpen. De Eerste Kamer mag het wetsvoorstel niet wijzigen. Indien de Eerste Kamer toch bezwaar heeft tegen een onderdeel uit het wetsvoorstel, kan de minister toezeggen een wijziging door te voeren.
Al met al is een grote stap gezet, maar pas als ook de Eerste Kamer het wetsvoorstel ‘ verbetering functioneren verenigingen van eigenaars’ heeft aangenomen, de Koning en de minister de wettekst hebben ondertekend en het wetsvoorstel is gepubliceerd in het Staatsblad, wordt de wet van kracht. Wij houden u uiteraard op de hoogte van de ontwikkelingen!
Bron: Rijssenbeek Advocaten

Een klant van Rabobank die zijn appartement met een torenhoge financiering niet verkocht krijgt, mag de woning toch verhuren. Dit blijkt uit een uitspraak van de geschillencommissie van klachteninstituut Kifid. De geschillencommissie kent het belang van de woningeigenaar meer gewicht toe dan dat van Rabo.
De man koopt in 2007 een appartement in het Gelderse Zevenaar. Hij sluit hier voor een hypotheek van € 158.800 af. Rabobank maakt hierbij wel het voorbehoud dat de de financiering hoger is dan de waarde van de woning en dat de man dus een risico op restschuld loopt.
Verhuurvergunning van gemeente
Dat blijkt ook daadwerkelijk zo te zijn als de Rabo-klant in 2016 met zijn aanstaande echtgenote gaat samenwonen in Arnhem. Het appartement in het naburige Zevenaar, waarvoor hij € 119.000 vraagt, raakt hij aan de straatstenen niet kwijt. De man vraagt en krijgt van zijn gemeente een verhuurvergunning op basis van de Leegstandswet. Met terugwerkende kracht mag hij de woning voor de duur van vijf jaar, tot 1 augustus 2021 verhuren.
Algemene voorwaarden
Rabobank wijst het verzoek van de man om de woning te mogen verhuren echter af en wijst daarbij naar de algemene voorwaarden waarin staat dat verhuur zonder schriftelijke toestemming niet mag. De man gaat daarop naar Kifid en stelt de bank hem in de eerste plaats niet zo’n hoge hypotheek had mogen verstrekken. Daarmee zou Rabo haar zorgplicht hebben geschonden. Daarom is het volgens de klager onbegrijpelijk dat de bank niet aan verhuur wil meewerken.
Gedragscode 2007
Kifid gaat niet mee in de eerste redenering. De geschillencommissie wijst erop dat de verstrekking van de hypotheek voldeed aan de Gedragscode Hypothecaire Financieringen 2007 en de daarbij behorende plicht om de klant te wijzen op het risico van een restschuld.
Onverhuurde staat
Het klachteninstituut gaat wel mee in de redenering dat de man, mede gelet op de dreigende restschuld, gerechtigd is om de woning te verhuren. Weliswaar erkent de commissie dat het niet-verhuurbeding bij Rabo in het leven is geroepen om te voorkomen dat de woning later alsnog niet verkocht kan worden op grond van de huurdersbescherming maar “Het vergunningenstelsel dat door de Leegstandswet in het leven wordt geroepen, biedt de waarborg dat de woning te zijner tijd in onverhuurde staat kan worden verkocht. Naar het oordeel van de Commissie ontvalt daarmee ten dele het belang dat de Bank heeft bij haar bevoegdheid verhuur in dit geval te weigeren.”
Belang consument
De klager heeft volgens Kifid wel een belang om de woning te mogen verhuren. “Dit is gelegen onder meer in het zwaarwegende belang voor Consument de restschuld en dubbele lasten zoveel mogelijk te voorkomen.”
Rabobank dient het verhuur van het appartement nu alsnog toe te staan tot tenminste 1 augustus 2021.